Nieuwe cao Uitzendkrachten - 1 juli 2023
Lees het artikel over de nieuwe wijzigingen in de cao Uitzendkrachten die vanaf 1 juli 2023 ingaan.
In dit artikel brengen we jou op de hoogte van belangrijke wijzigingen in de cao die vanaf 1 juli 2023 gelden.
Nieuw is dat alle toeslagen bij inleners, zoals de vuilwerktoeslagen of koudetoeslag, per 1 juli ook gelden voor uitzendkrachten. Bovendien worden alle netto- en brutokostenvergoedingen onderdeel van de inlenersbeloning. Het is echter belangrijk om op te passen met de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Het zou kunnen dat een uitzendbureau de fiscale ruimte niet heeft die een opdrachtgever wel heeft om kosten ten laste van de vrije ruimte te brengen. Bij overschrijding van de vrije ruimte volgt een eindheffing van 80 procent. Uitzendbureaus moeten hier goed op letten.”
Vanaf 1 juli zijn uitzendbureaus verplicht om rekening te houden met het arbeidsverleden en de relevante werkervaring van de uitzendkracht en deze om te zetten naar passende salarisverhogingen, zelfs als dit niet verplicht is volgens de cao van de opdrachtgever. Het is dus niet langer toegestaan om bij een nieuwe opdrachtgever te starten met het laagste salaris in de salarisschaal, terwijl de uitzendkracht relevante werkervaring heeft.
Bovendien geldt het recht op een salarisverhoging wanneer een goede beoordeling is plaatsgevonden. Maar als er geen beoordelingsgesprek is plaatsgevonden, heeft de uitzendkracht wel degelijk recht op die salarisverhoging.
Met de nieuwe cao krijgen uitzendkrachten ook meer inspraak in hun beschikbaarheid bij het opstellen van roosters. Dit houdt in dat de uitzendkracht minimaal beschikbaar moet zijn voor de afgesproken contracturen, maar dat extra beschikbaarheid redelijk moet blijven en in overleg met de uitzendkracht moet worden afgesproken.
De nieuwe regels omtrent loondoorbetaling bij ziekte van uitzendkrachten hebben nog meer gevolgen. In de huidige cao gelden er bij ziekteverzuim twee wachtdagen bij een uitzendovereenkomst met uitzendbeding en één wachtdag wanneer er geen uitzendbeding van toepassing is. Vanaf 1 juli geldt er ook één wachtdag voor overeenkomsten MUB, waardoor de wachtdagcompensatie komt te vervallen.
Indien een uitzendovereenkomst met uitzendbeding eindigt, ontvangt de uitzendkracht van het UWV een Ziektewetuitkering ter waarde van 70 procent van het dagloon. Volgens de cao wordt deze uitkering aangevuld tot 90 procent in het eerste ziektejaar en 80 procent in het tweede ziektejaar. Dit recht gold al voor uitzendkrachten die zonder uitzendbeding werkten. Voor de financiering hiervan wordt een percentage van het loon van de uitzendkracht ingehouden. De aanvullingen en inhoudingen gaan ook gelden voor uitzendkrachten zonder uitzendbeding. Vanaf 1 juli worden de maximale inhoudingspercentages verlaagd. Deze waren voorheen 0,58 procent (kantoorsector en administratief) en 1,33 procent (technisch en industrieel), en worden 0,3 en 0,7 procent.
Opdrachtgevers kunnen bij overeenkomsten met uitzendbeding de terbeschikkingstelling bij ziekte niet meer beëindigen, maar bij een vooraf overeengekomen einddatum. Voor het bepalen van deze einddatum geldt een minimale duur van de overeenkomst van 4 weken, net als bij contracten zonder uitzendbeding (ZUB). Kortom, de werkgever moet gedurende maximaal 4 weken zelf het loon doorbetalen, vergelijkbaar met de 4-weekse contracten zonder uitzendbeding (ZUB).
Zolang de uitzendovereenkomst met uitzendbeding voortduurt, heeft de uitzendkracht bij ziekte voortaan recht op 90 procent van het loon in het eerste en 80 procent in het tweede ziektejaar. Dit recht bestond al voor uitzendkrachten die werkten zonder uitzendbeding.
Om ervoor te zorgen dat de uitzendkracht recht heeft op loondoorbetaling tot het einde van de overeenkomst, is het van belang een einddatum op te nemen in het contract met uitzendbeding. Indien er geen einddatum is vermeld, heeft de uitzendkracht bij ziekte recht op loondoorbetaling gedurende maximaal 2 jaar, tot aan het moment van betermelding.
Uitzendkrachten hebben recht op een transitievergoeding bij het beëindigen van hun contract. Vanaf 1 april 2023 hebben zij één jaar de tijd om aanspraak te maken op deze vergoeding, in plaats van de voorgaande termijn van 3 maanden. Indien de transitievergoeding niet binnen één maand wordt betaald, is de werkgever verplicht om wettelijke rente over de vergoeding te betalen.
De eerste acht weken geldt de zogeheten referte-eis. Deze niet meer gangbare wachttijd verdwijnt hoogstwaarschijnlijk als de Wtp op 1 juli 2023 ingaat. Hierdoor komt Iedere uitzendkracht van minimaal 21 jaar direct in de STIPP-basisregeling terecht en na een jaar in de plusregeling.
Op 1 juli 2023 is er opnieuw een verhoging van het minimumloon, nu met 3,13%. Per 1 juli 2023 is het minimumloon voor volwassenen (21 jaar of ouder) 1.995 euro per maand. Dat is 460,40 euro per week, 92,08 euro per dag en 11,51 euro per uur (bij een 40-urige werkweek).
Leeftijd: | Bij 36 uur: | Bij 38 uur: | Bij 40 uur: |
Uurloon 21 jaar en ouder | € 12,79 | € 12,12 | € 11,51 |